John Arthur Gielgud

Een theaterleven

 

 

Wie de necrologiën las die in de Nederlandse kranten verschenen over de onlangs overleden acteur en regisseur John Gielgud moet stellig de indruk hebben gekregen dat-ie uitsluitend filmster was. Maar Gielgud was in de allereerste plaats toneelspeler, de eerste jonge Hamlet in de Engelse theatergeschiedenis. Acteurs 'wachtten' over het algemeen tot na hun veertigste voor ze de titelrol in het stuk-der-stukken aandurfden, Gielgud speelde Hamlet voor het eerst toen hij 25 was, bij de Londense Old Vic. Revolutionair was zijn snelheid in de rol, 'alsof de voortrennende gedachten van Hamlet de motor zijn voor de tekst', schreef een criticus. Gielgud werd meteen een shooting star, en vrij snel rijp bevonden om Shakespeare naar het commerciële Londense West End te brengen, waar hij opnieuw schitterde in Hamlet, in 1934. Uit de repetities aan deze produktie stamt een van de talloze Gielgud-anekdotes. Gielgud, die ook regie voerde, zei al vrij snel tegen medespeler Alec Guinness: 'Ga weg! Neem acteerlessen alstublieft! Ik weet nog wel een goede leraar. Verdient die ook nog wat geld.' Gielgud en Guinness zijn altijd vrienden gebleven. Een West End theater nam in 1935 Romeo and Juliet op het repertoire. Voor de produktie werd een jong acteur gecontracteerd die nieuweling was in het Shakespeare-repertoire: Laurence Olivier. Gielgud en Olivier zouden afwisselend Romeo en diens vriend Mercutio spelen. De voorstelling lanceerde Olivier niet alleen als klassiek acteur maar ook als eeuwige rivaal van Gielgud. De verschillen tussen de twee Romeo's konden niet groter, schreven de kranten: 'Olivier was in love with Juliet, Gielgud with the romance of the verse'. De relatie tussen Laurence Olivier en John Gielgud bleef hun leven lang (Olivier stierf in 1989) gekenmerkt door een stiff upper lip, dus: zeer gereserveerd.

Heel anders lag dat met Ralph Richardson (1902-1983), de laatste van 'de grote drie' Engelse toneelgiganten, met wie John Gielgud op en buiten het podium een hartelijke verhouding onderhield. Samen met Richardson betrad John Gielgud in de jaren zeventig het voor hem onbekende terrein van de avantgarde-teksten. In 1976 speelden ze samen in Harold Pinter's No Man's Land bij het National Theatre in Londen (regie: Peter Hall). In dit inferno voor de aan lager wal en aan alcohol verslaafde gelauwerde dichter Hirst (toendertijd gezien als een inktzwart portret van W.H. Auden, een magnifieke rol van Richardson) speelde John Gielgud de sjofele zondagsdichter Spooner, Hirst's Mefistofeles. Die rol is de enige die ik van Gielgud op het toneel heb gezien, en hij maakte destijds een verpletterende indruk. Hij sprak een soort jennerig langzaam Oxford English dat ze daar geloof ik drawl noemen, zijn mise-en-scène leek een kruising tussen onhandig huppelen en dansen (door zijn eerste leraar op de toneelschool ooit omschreven als 'He walked like a cat with rickets', wat zoveel betekent als 'een kat met rachitis'). Gielgud's tekstbehandeling was fenominaal, door medespeler Ralph Richardson afdoende beschreven met de woorden: 'John Gielgud is a great conductor of his own music'. De produktie werd een publiekssucces en in hetzelfde jaar naar Broadway gebracht.

Een bittere confrontatie tussen de homoseksueel John Gielgud en het Victoriaanse Engeland vond plaats in de herfst van 1953. In de nacht van 20 oktober werd Gielgud gearresteerd voor 'importuning', een eufemisme uit het Britse strafrecht voor het lastigvallen van jonge mannen. In het procesverbaal probeerde hij anoniem te blijven, maar tijdens de rechtszitting hoorde een journalist van de Evening Standard 'the famous voice'. De krant kopte: 'John Gielgud beboet: See the doctor the moment you leave here'. Het incident werd een zwarte bladzijde in Gielgud's carrière. Een nieuwe voorstelling met hem was pas in 1954 voorzien, Hunter's A Day By The Sea, een middelmatige Tsjechov-pastiche. Na een toernee door de provincie was de Londense première gepland in Haymarket Theatre. Er waren veiligheidsagenten bij de artiesteningang geposteerd, Gielgud's manager had zelfs mensen ingehuurd om het applaus aan te moedigen, iedereen was bang voor een publiek schandaal. Gielgud zei tegen een van zijn medespelers: 'Als ik op kom moet je snel doorpraten, er kan wat onrust in de zaal ontstaan.' Na Gielgud's opkomst werd de produktie stilgelegd door een minutenlange ovatie. In de Londense homoseksuele subcultuur werd de 'affaire Gielgud' minder prettig ontvangen. 'Hij heeft het voor ons allemaal verpest' was de veel gehoorde opvatting. Een van Gielguds ex-lovers verbrandde alle brieven. Uit angst.

In 1988 stopte John Gielgud met toneelspelen en trad nog slechts op in films, met Alain Resnais' Providence en Peter Greenaway's Prospero's Books als hoogtepunten. Een jaar geleden overleed zijn vriend Martin Hensler, met wie Gielgud al 35 jaar leefde. Sindsdien leek hij er geen zin meer in te hebben. Hij bleef echter acteren, in low-budget-films, voor televisie - als-ie niet kon werken lééfde Gielgud niet. Op 14 april jl. stond hij voor het laatst voor de camera, in een televisieproduktie van Catastrophe, een tekst van Samuel Beckett, de auteur die hij altijd weigerde te spelen omdat hij zijn stukken zo 'awful pessimistic' vond. Hij begreep er, ook na de uitleg van regisseur David Mamet, niks van. Het was een zwijgende rol en Gielgud acteerde, aldus medespeler Harold Pinter, 'met die onwaarschijnlijke, aangeboren waardigheid' die hem zo kenmerkte. Bij een andere opname had hij zijn enkel gebroken. Hij omschreef zijn toestand de laatste tijd met de tongue-in-cheek-humor die ook bij hem hoorde: 'I'm always stiff in the mornings ... but not in the right way.' John Arthur Gielgud stierf op 21 mei jl., een maand na zijn 96ste verjaardag.

 

Loek Zonneveld

 

 

De Groene Amsterdammer, 2000

Home