Matthijs Rümke - realist die graag het onmogelijke zoekt

 

 

Toen Matthijs Rümke in 2001 de Driestuiversopera (Brecht/Weill) regisseerde bij het Noord Nederlands Toneel in Groningen, nam hij een aantal beslissingen die cruciaal waren voor de voorstelling en die tekenend zijn voor Rümke's oeuvre: een cast van vrijwel uitsluitend cabaretiers en kleinkunstenaars, een maagdelijk wit decor dat naar niks verwees, een loopplank de zaal in, en een door de acteurs bediende lichtkrant voor geïmproviseerd commentaar. In al die maatregelen werd de maat van deze grote zaalvoorstelling teruggebracht tot kleinmenselijke proporties: performers die zich soepel bewegen in een neutrale omgeving, die veel improviseren, het zichzelf en de medespelers niet gemakkelijk maken, geen 'vierde wand' hanteren, en die op het publiek spelen. Tijdens het repeteren verwees Matthijs Rümke veelvuldig naar het acteren van Maatschappij Discordia (de groep waar hij als acteur korte tijd deel van uitmaakte): permanent discours met het publiek, de voorstelling is een voorstel hoe het materiaal deze keer, deze avond aan te pakken, de acteur verdwijnt niet achter of in het personage, kernopdracht is: zijn op de speelvloer. De tintelfrisse vertaling van Koos Terpstra (scènes) en Han Römer (liederen) deed de rest. De voorstelling werd een snijdend commentaar op de onhebbelijkheden van de derde-millennium-mens, de acteurs/zangers waren op de speelvloer permanent in gevecht met elkaar, de stof en het orkest. De Groningse Driestuiversopera was een groot publiekssucces.

 

Matthijs Rümke (1954) is begonnen als acteur bij de internationale theaterformatie KISS, hij was jarenlang regisseur bij de Noordnederlandse theaterwerkplaats De Voorziening, waar hij grootschalige spektakelstukken maakte. Rümke brak ik de jaren negentig van de vorige eeuw door als regisseur van ook intieme voorstellingen. In de tweede helft van de jaren negentig werd hij artistiek leider van de jeugdtheatergroep Artemis in Den Bosch. Hij zette zijn eigen stempel op het repertoire van deze groep door middel van een aantal eigenzinnige projecten. Artemis reisde in het seizoen 2001-2002 bijvoorbeeld rond met De Theaterkeuken: het gezelschap 'veroverde' steeds een weekend lang een schouwburg met een keten van voorstellingen voor alle leeftijden (van 3 tot 18). Voor dit project schreven Gerardjan Rijnders en Koos Terpstra hun eerste jeugdtheaterteksten. In het jaar waarin Joop van den Ende met zijn ambitieuze (en goeddeels mislukte) musical De Drie Musketiers kwam, zette Rümke een eigen versie van dit Dumas-epos neer als familievoorstelling, op een tekst van de Noordnederlandse schrijver Bouke Oldenhof, waarmee Rümke eerder samenwerkte. En hij ontdekte in Den Bosch, de standplaats van Artemis, een aantal industriële locaties, die hij gretig bespeelde. Het publiek kon in een project als Katharina Katharina en het ganzenbord (op een tekst van Heleen Verburg) ademloos kijken naar podia met een ongekende diepte (tientallen meters), samenwerkingen tussen professionele spelers en figuranten, feëerieke belichting, eenvoudige en snel bewegende decorstukken in felle, primaire kleuren. De grote speelvloeren hadden zonder uitzondering de basiskleur waar Rümke klaarblijkelijk verzot op is: het maagdelijke wit, van de onschuld en het ongeduld, en vooral van dat wat nog niet is ingevuld. In 2005 wacht Matthijs Rümke een nieuw avontuur: hij is benoemd tot opvolger van Johan Simons, als artistiek directeur van het Zuidelijk Toneel/Hollandia, dat per Rümke's aantreden (augustus 2005) weer 'gewoon' Zuidelijk Toneel zal gaan heten.

 

Matthijs Rümke voelt zich zeer thuis bij de drieslag die Koos Terpstra tot het motto van het Noord Nederlands Toneel heeft gemaakt: de drie a's van anarchie, adrenaline en amusement. Hij is overigens geen populist, netzomin als Terpstra dat is. Hij is wel doordrongen van het besef dat belangstelling voor toneel geen automatisme is. Toneel is, zoals Peter Brook in 1968 al schreef in The empty space, zelfs een niet-gewenste kunstvorm, de makers zullen voor hun lege ruimte moeten knokken, en dienen daarbij gemakkelijke truuks achterwege te laten. Die worden immers snel doorzien. Oh's en ah's bij grandioze ruimten, verleidelijke choreografieën, betoverende mise-en-scènes, bizarre kostuums en verrassende acteursbezettingen mogen wat Rümke betreft (graag zelfs), maar de vertellingen die met die middelen worden gemaakt moeten wel ergens over gaan. Rümke is verhalenverteller en tovenaar ineen. En graag ook boodschapper van ongemakkelijk nieuws. Met uiterlijk vertoon zonder bodem val je als theatermaker snel door de mand. Kinderen zijn allang, en zeker de afgelopen jaren, zijn meest geliefde, want zijn meest kritische publiek. Flauwekul wordt door het publiek van 3 tot 18 altijd afgestraft.

Rümke is inmiddels aan zijn afscheid van Theater Artemis begonnen. In het kader daarvan speelde afgelopen voorjaar in de industriële ruïne van de Interpharm-fabriek in Den Bosch het spektakel De moeder van de mamma van de pappa van de mamma van de pappa van mijn moeder (kortweg De Moeder geheten), op een tekst van Paul Pourveur. In Rümke's regie speelden vijf professionele acteurs en dertig figuranten rondom een doorheen de immense ruimte bewegend huis. Hun onderwerp: Rümkes leeftijd, vijftig jaar Nederlandse geschiedenis, in tweeëenhalf uur verteld aan de hand van de belevenissen van negen doorsnee-gezinnen (vader, moeder, dochter, zoon). Tegen de achtergrond van wederopbouw, watersnood en modern leven (jaren vijftig), liefde en liefdeloosheid (jaren zestig), emancipatie en werkeloosheid (jaren zeventig), gebroken gezinnen (jaren tachtig), eenzaamheid (jaren negentig) en het gidsland propvol asielzoekers (begin derde millennium).

Het is een typisch Rümke-project geworden. Om te beginnen was het op papier een onmogelijke opgave, want potentieel een geeuwende geschiedenisles die in het theater zoals bekend evenveel kans heeft als een sneeuwbal in de hel. Rümke is de realist die het onmogelijke eist. Daarbij werd hij om te beginnen op weg geholpen door auteur Pourveur, die een oermoeder als verteller opvoert, gespeeld door een mannelijk acteur met een ongelofelijke uitstraling, Mathieu Güthschmidt. De oermoeder heet Lucy. Toen archeologen in 1974 een menselijk skelet uit de Afrikaanse Gobi-woestijn groeven, draaiden ze constant de Beatles-evergreen Lucy in the Sky with Diamonds, vandaar. Lucy, de oudste mensachtige ooit gevonden, kijkt in Pourveurs tekst naar de evolutie van de moderne mens tussen 1953 en 2004 en verwondert zich constant. Die verwondering betreft voornamelijk de overlevingsdrift van de mens. Lucy herkent weliswaar de middelen van die overlevingsdrift niet, ze verbaast zich ook regelmatig over de omstandigheid van die middelen, maar de drift zelf herkent ze uit haar eigen oertijd.

De op zichzelf niet allemaal opzienbarende scènetjes over het polderlandse leven in de afgelopen halve eeuw, kregen door het commentaar, het meespelen, het observeren van Lucy een wonderlijke schwung, die de voorstelling beslissend uittilde boven een theatrale geschiedenisles. De Moeder was een Grote Vertelling over stuntelen, vallen en opstaan, foute keuzes en vrolijke wendingen. Een epos over het menselijk tekort, verteld op menselijke maat. Typisch Rümke.

 

Matthijs Rümke begint dit najaar aan het tweede deel van zijn afscheid: Theater Artemis heeft het initiatief genomen voor een samenwerking met vijf andere toneelgezelschappen, die allemaal twee voorstellingen zullen uitbrengen over de Spaanse stad Cordoba in het jaar duizend van onze jaartelling. Waarom? Omdat op die plek in dat jaar joden, moslims en christenen vreedzaam samenleefden.

We gaan aan de onstuitbare energie van theatermaker Matthijs Rümke nog een hoop plezier beleven.

 

Loek Zonneveld

 

ETCETERA, Vlaams theatertijdschrift, voorjaar 2004

Home