'Alles is toegestaan, behalve verveling'

Peter Brook en William Shakespeare

 

 

Peter Stephan Paul Brook (1925) regisseerde in 1948 een toneelbewerking van Dostojevski's Gebroeders Karamazov. De voorstelling opende in complete duisternis. Zelfs de lampjes Way Out en No Smoking waren gedoofd. In die duisternis vuurde een acteur een revolver af. Een Londense kritikus reageerde: 'Een zo directe aanval op de gevoeligheid van de toeschouwers was in Engeland nog niet voorgekomen.'

Veertien jaar later werd een uitgevoerd decorontwerp van enkele duizenden ponden (voor de Royal Shakespeare Company-voorstelling van Shakespeare's King Lear) van de ene op de andere dag afgekeurd: Brook had ontdekt dat de grootste vrijheid van het Elisabethaanse en Shakespeareaanse theater de totale afwezigheid van decors en techniek was. De ontdekking van 'de lege ruimte' leidde tot Brooks meest baanbrekende publikatie, in 1968 verschenen onder de titel ... De lege ruimte. Het verschijnen van dat pamflet markeerde tevens zijn afscheid van de Engelse toneelconventies en van de Shakespeare-traditie.

Peter Brook: 'Ik hou niet van dat begrip Shakespeare-traditie. De enige traditie die er rond de teksten van Shakespeare ooit heeft bestaan is samen met haar auteur verdwenen: het Elisabethaanse volkstheater. We weten zelfs niet meer hoe dat er uit zag. Daarom heb ik de stelling betrokken: alles is toegestaan, behalve verveling. De teksten zijn niet kapot te krijgen. Laten we als regisseurs en acteurs proberen ze tot leven te brengen, opnieuw hun vitaliteit te tonen. Een goede tekst van Shakespeare zien in een goede vertolking, dat opent voor even de deuren, laat even voluit het licht toe. Voor de duur van de opvoering zien we hoe de verhouding tussen orde en chaos - daarover handelen ál Shakespeare's stukken - zoú kúnnen zijn. Daarna gaat de deur weer dicht. Dat is de moed en het bemoedigende van iedere grote kunst.'

Op zijn vijfenveertigste keerde Peter Brook een briljante loopbaan in het Engelse theater de rug toe. In Parijs gaf hij vanaf 1970 leiding aan een internationaal en (lelijk woord) intercultureel centrum voor theateronderzoek, met als vaste standplaats een vervallen vaudevilletheater in Parijs, Les Bouffes du Nord ('de narren van het noorden'). Daar maakte Brook uiteenlopende produkties als La conférence des oiseaux, Tsjechovs Kersentuin, Bizets Carmen, Shakespeare's De storm, het tien uur durende Indiase scheppingsverhaal Le Mahabharata, en kleinschalige projecten als L'homme qui op basis van de psychiatrische case-histories van Oliver Sachs. Brooks vaste dramaturg en vertaler, Jean Claude Carrière vatte de consequente en koppige zoektocht van Peter Brook naar de kwaliteit van de lege ruimte ooit als volgt samen: 'Brook is not seeking for the new, not for The New. He is exploring the ground, the basics of theatre, over and over again.'

Shakespeare's 'stuk-der-stukken' Hamlet heeft in die zoektocht van Peter Brook altijd een centrale rol gespeeld. Zijn favoriete anekdote over de tijdloosheid van dit stuk gaat over de minister van cultuur van de Roemeense dictator Ceaucescu. Die verbood Hamlet omdat er een geest in voorkomt, en dat kan niet in een socialistisch land dat juist druk doende is met de spoken uit het verleden af te rekenen. Deze versie van Hamlet (Peter Brook regisseerde het stuk diverse malen) gaat niet over politiek, vuile handen, dromen over dadendrang of zwelgen in dadenloosheid. Bruce Meyers, als acteur oudgediende in Brooks Centre International de Créations Théâtrales (hij speelt Polonius en de doodgraver), vertelt in een vraaggesprek waar deze Hamlet over zou kunnen gaan: 'Stel dat je Hamlet ontmoet, je babbelt wat met hem aan de bar en hij vertelt je zijn hele geschiedenis. Even later gaat hij naar buiten en je ziet dat hij in een straatgevecht wordt gedood. Je houdt hem stervend in je armen, terwijl hij met zijn laatste krachten vraagt: Wat denk je, Bruce, kun jij aan anderen vertellen wat mij dreef?'

Zo eenvoudig kan toneel zijn. Opnieuw Bruce Meyers: 'Je kunt als acteur bij Peter Brook een hoop kwijt, jezelf als het ware overstijgen. Bovendien kun je hem steeds verbazen. Hij geeft je een lege ruimte. Die ruimte is uiteindelijk verre van leeg; wat haar omgeeft zindert van kennis, ervaring, leven. Hoewel je als acteur vrij bent, moet die vrijheid ook voortdurend en nauwkeurig worden vormgegeven. Want het doel dat Brook de acteur meegeeft is hoog: het stimuleren van gewaarwording, het gevoel van helderheid, eenvoud en complexiteit tegelijkertijd.'

Peter Brook (in De lege ruimte, 1968): 'Het toneel is ternauwernood gewenst, en wie eraan meewerkt wordt gewantrouwd. We kunnen er dus niet vanuit gaan dat het publiek per definitie vroom en aandachtig is. We hebben de taak de aandacht van het publiek te vangen en te zorgen dat het ons gelooft. Daartoe moeten we bewijzen dat er geen truuks in het spel zijn. Dat niets verborgen blijft. We moeten onze lege handen laten zien en aantonen dat we niets in onze mouwen verborgen houden. Pas dan is er een begin.'

 

programmaboekje Hamlet, de Singel Antwerpen 2002

Home