Driekoningenavond

'Twelth Night' door William Shakespeare

 

Op een avond in januari 1877 ging Leendert Alexander Johannes Burgersdijk (geboren in 1828 in Alphen aan de Rijn), leraar natuurlijke historie aan de HBS te Deventer, naar een toneeluitvoering in de Deventer Sociëteit, een door de vereniging Kunstzin georganiseerde voorstelling van Othello. Het was een buitenlandse gastvoorstelling (de Italiaanse steracteur Ernesto Rossi speelde de titelrol) en ze maakte op Burgersdijk een enorme indruk. 's Avonds thuisgekomen begon hij te bladeren in de volledige teksteditie van Shakespeare's werk die hij in zijn boekenkast had staan. Zijn aandacht werd getrokken door een hem onbekend blijspel dat hij nog dezelfde avond begon te vertalen. Het was Twelth Night or what you will. Burgersdijk's vertaling - die tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd gespeeld - droeg bij tot populariteit in Nederland van dit stuk. Acht jaar later had de HBS-leraar het volledige werk van Shakespeare vertaald. Je zou dus met recht en rede kunnen stellen dat Twelth Night aan de basis staat van de eerste integrale Shakespeare-vernederlandsing die we kennen. Met als vertaling van de beroemde openingsregels van het stuk ('If music be the food for love, play on': 'Indien muziek der liefde voedsel is / Speelt voort dan! en geeft mij overdaad / Opdat mijn liefde er ziek van worde en sterve'.

 

De eerste keer dat Twelth Night op Nederlandse bodem werd gespeeld was ergens in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, in het Duits (!), het betrof hier een gastoptreden van het beroemde gezelschap van Saxen-Meiningen, de zogeheten 'Meiningertroep', het eerste geregisseerde gezelschap van Westeuropa (veel figuranten, realistische decors, aandacht voor individuele spelprestaties van acteurs, uitgekiende mise-en-scènes). De invloed van de 'Meiningers' was enorm - alle pioniers van de theaterregie in de laatste decennia van de negentiende eeuw hebben zeer goed naar het werk van deze troep gekeken, ook in Nederland. Die invloed deed zich in 1894 onder meer gelden bij de Nederlandse Tooneelvereeniging in Amsterdam (bijgenaamd 'de Koninklijke', omdat ze een toelage ontving van Koning Willem III), waar Louis Crispijn in dat jaar een uitzonderlijk vrolijke, gedeeltelijk realistische, gedeeltelijk gestileerde uitvoering van Driekoningenavond regisseerde. In de recensies wordt gesproken over simpele, maar vernuftige toneelmiddelen, waardoor een enscenering met een ongekende vaart mogelijk was, zónder sterren, waardoor ensemble-acteren kon worden uitgebuit. De reacties waren overigens nogal uiteenlopend. Herman Heijermans schreef zelfs drie artikelen over de produktie in De Telegraaf, waarin hij het schijnrealisme in de voorstelling op de hak nam. Crispijn 'herhaalde' deze enscenering bij 'de Koninklijke' in 1903, nu met een schitterend decor van zijn vaste ontwerper Van der Hilst, met een piepjonge Rika Hopper (later een 'grande dame' aan het Nederlandse toneel) in de rol van Olivia, en de regisseur zelf in de rol van Feste. Het stuk liep de hele winter en was een ongekend publiekssucces.

 

Aan het begin van de jaren twintig in de vorige eeuw fuseerde 'de Koninklijke' met de kleinere vereniging Het Tooneel. Aan die fusie is onverbrekelijk de naam verbonden van één van de drie grote toneelleiders uit het Nederlandse toneel van het 'interbellum', Willem Royaards (de andere uit de 'grote drie' waren Eduard Verkade en Albert van Dalsum). Royaards was een kosmopoliet, hij had invloeden in zich opgezogen uit Engeland en Duitsland, was met name bij de grote Shakespeare-regisseur in Berlijn, Max Reinhardt, gaan kijken, en heeft zelfs bij hem gespeeld. Hij formeerde een groep getalenteerde, plooibare spelers - zelf was Royaards een groot acteur, hij werd er vaak van beschuldigd in zijn regies allemaal 'Royaardsjes' op het toneel te willen zien. Met zijn vaste decorontwerper, Frits Lensvelt, verwierp hij het schijnrealisme in het toneelbeeld, en streefde hij naar vereenvoudigde, esthetische decors. Hij was de grote tegenpool van de stilist Verkade, en trouwens ook van de sociaal-realist Heyermans, met wie hij een felle strijd voerde over het directoraat van het Amsterdamse schouwburggezelschap, een strijd die Royaards won.

Na een betoverende versie van De Midzomernachtsdroom (1914, reprise 1917), bracht Royaards in 1917 Driekoningenavond, veruit zijn mooiste Shakespeare-enscenering en een van de meest enerverende versies van het stuk die in de eerste helft van de twintigste eeuw in Nederland te zien was. Het stuk brengen was sowieso een waagstuk: de Duitse, zeer bejubelde, versie van Reinhardts Berlijnse gezelschap was in 1916 in Nederland op toernee geweest. Royaards Driekoningenavond ging in januari 1917 in première. Volgens ooggetuigen en tijdgenoten overtrof zijn versie de enscenering van Reinhardt. Frits Lensvelts decor was een toonbeeld van geraffineerde smaak: eenvoudig, suggestief en heel praktisch - een monumentale constructie van roomkleurige bogen en terrassen kon in een handomdraai van een zonnige Italiaanse tuin in een stijlvol interieur worden veranderd. Ook de bezetting was perfect. Royaards zelf speelde een sombere Orsino, zijn vrouw Jacqueline Royaards-Sandberg een aristocratische Olivia, Magda Janssens (die in de jaren zestig van de vorige eeuw op hoge leeftijd nog een televisiester zou worden) vertolkte een sprankelende Viola. De recensenten waren unaniem in hun superlatieven: de vertelling was helder, er was sprake van een beheerst evenwicht tussen weemoed en vrolijkheid, Driekoningenavond was het meest poëtische meesterstuk dat Royaards afleverde. Het publiek kon er geen genoeg van krijgen: de enscenering hield drie seizoenen repertoire.

Aangezien de regie als centrale discipline in het toneel een steeds volgroeider ambacht werd, werden de regisseurs ook eigenwijzer, juist in de interpretatie van het stuk. De opvolger van Royaards, Louis Saalborn, kwam in 1935 bij de naar hem genoemde toneeltroep bijvoorbeeld met een dwarse interpretatie van de figuur van Malvolio: Cor Hermus (de vader van Guus Hermus), een geweldig komediespeler, accentueerde in Saalborns enscenering meer de tragische kant van Malvolio. In het eerste oorlogsjaar (1940) herhaalde Saalborn deze enscenering, en legde over de hele linie weer een accent op de absurde kanten van het stuk. Louis de Bree speelde de nar Feste als een acrobatische clown. Er duiken in deze Driekoningenavond een aantal voor ons mogelijk bekende namen op: Ank van der Moer speelde Viola (de rol werd later door Elise Hoomans overgenomen), Frits van Dijk (de vader van Ko van Dijk) speelde Sebastiaan. Saalborn gebruikte (net als Royaards had gedaan) de 'incidental music' die speciaal voor het stuk was gecomponeerd door de Duitse operacomponist Engelbert Humperdinck.

Een minder bekende leerling van Royaards, Ad Hooykaas, ensceneerde in 1937 Driekoningenavond in Utrecht in de open lucht (!), in kubistische decorstukken die - aldus de critici - vloekten met de natuurlijke omgeving en de nogal traditionele kostuums. De critici waren het onderling niet eens over de balans tussen romantiek en kolder, en ook waren er nogal wat aanmerkingen over de moeilijkheden die sommige acteurs hadden met de openlucht-akoestiek. Iedereen was het eens over de vrijmoedige, frisse vertolking van Viola door Ank van der Moer.

 

Na de tweede wereldoorlog was het Nederlands toneel 'in de war'. Mensen die tijdens de oorlog hadden doorgespeeld en mensen die waren ondergedoken, in het verzet hadden gezeten, of clandestien tussen de schuifdeuren hadden gespeeld, kwamen weer bij elkaar in grote en kleinere gezelschappen. De vooroorlogse stijlen waren nog niet helemaal verdwenen, men zocht ook naar een nieuw elan. Eén van de nieuwe initatieven was de Stichting Amsterdams-Rotterdams Toneel, afgekort als START, met als een van de initiatiefnemers Albert van Dalsum. Hij maakte in 1947 de eerste naoorlogse Driekoningenavond. Ik citeer een passage uit de studie 'Shakespeare in Nederland' van Robert van Heek: 'Het was een bijzonder geslaagde, feestelijke voorstelling, waarin de critici verheugd de goede smaak, het harmonische samenspel en de subtiele atmosfeer uit de bloeitijd van Royaards herkenden. Wim Vesseurs decor met zijn Tintoretto-achtige fresco's en Marie Sternheims elegante kostuums droegen veel aan deze indruk bij. We herkennen Van Dalsums hand in de tragische toets die Paul Hufs Malvolio en Ben Groeniers Bibberwang meekregen en het melancholieke waas dat zijn Orsino (Johan Schmitz) en Olivia (Marie Smithuyzen) omfloerste. Annie de Lange en Cas Baas waren verrassend geloofwaardig als de tweeling Viola en Sebastiaan. Johan Fiolets jonker Tobias was onweerstaanbaar grappig. Frits van Dijks Feste werd ook hoog geprezen, ondanks het feit hij niet bleek te kunnen zingen.'

De voorstelling werd in 1952 hernomen, in een grauw en zwaarwichtig decor (van Van Dalsum zelf, die ook Tobias speelde).

Vijf jaar later speelde Albert van Dalsum Malvolio bij de Haagse Comedie, in de regie van Cees Laseur (echtgenoot van Mary Dresselhuys, Petra Laseur is hun dochter). Laseur introduceerde bij de Haagse Comedie de 'Haagse stijl' die lange tijd waarmerk bleef voor dit gezelschap: verfijnd, niet al te rauw (zoals in Amsterdam), tekstgetrouw, beetje 'tongue-in-cheek'-humor, bijna een toefje Engelse ambachtelijkheid in het Nederlandse toneellandschap. Laseur nam nadrukkelijk afstand van de tradities van Royaards en Verkade. Hij gebruikte ook bij voorkeur nieuwe vertalingen (Driekoningenavond liet hij vernederlandsen door Gerard Messelaar, Burgersdijk leek definitief als speelbare tekst te hebben afgedaan). Zijn Driekoningenavond was koeler en puntiger dan het Nederlandse publiek gewend was, de melancholieke ondertoon van Royaards, Saalborn en Van Dalsum was verdwenen. Luc Lutz speelde Bibberbang (hier 'Wangewee' geheten), Ida Wasserman Maria. Het decor was van Harry Wich, een summier toneelbeeld van praktikabels, een zonnig horizondoek en stijlvolle requisieten, gecombineerd met luxueuze renaissancekostuums. Elisabeth Andersen en Coen Flink speelden de tweeling. Later dat jaar zou Flink een opgefriste Hamlet spelen, in de regie van Paul Steenbergen, in de nieuwe vertaling van Bert Voeten. Een mooi 'bewijs' dat de Haagse Comedie niet alleen voor traditie maar wel degelijk ook voor vernieuwing stond: de voorstelling werd legendarisch.

Begin jaren zestig regisseerde Han Bentz van de Berg bij de Nederlandse Comedie in Amsterdam Twelth Night opnieuw, dit keer in de vertaling van Dolf Verspoor, die Wat U Maar Wilt op het affiche liet zetten. Bentz van den Berg, die in dezelfde tijd een opmerkelijk kale versie van Een Midzomernachtsdroom op de planken bracht, liet zich in zijn regie inspireren door Jan Kotts beroemde boek Shakespeare Onze Tijdgenoot, deromantiserend, kaalslag - een voorstelling waarvan het idee erachter interessanter leek dan de uitvoering op scène.

 

En dan betreedt Hans Croiset als regisseur het landschap, in eerste instantie bij het Arnhemse gezelschap Theater, waar hij in 1967 Driekoningenavond opvoert in Verspoors vernederlandsing Wat U Maar Wilt. Ik citeer opnieuw integraal de eerder genoemde studie van Van Heek: 'Niels Hamels toneelbeeld week zo mogelijk nog meer af van de 'traditionele' Shakespeare-toneelbeelden dan dat van Nicolaas Wijnberg in 1962 bij de Nederlandse Comedie: het spierwitte decor bestond uit een ruitvormig, verhoogd speelvlak, begrensd door hoge schermen en een hel verlicht horizondoek; in de tuintaferelen werd als brandpunt een zetstuk met een fotografische reproduktie van de Hellenistische Laocoön-sculptuur geplaatst. De kostumering was half historisch, half futuristisch. Feste bijvoorbeeld droeg een zilverlamé maillot. Verscheidene recensenten vonden de stijlverschillen tussen diverse elementen in de aankleding symptomatisch voor de onzekere aanpak die de regie aan de dag legde; er was onder meer geen poging gedaan om de komische en romantische rollen stilistisch te differentiëren - net zoals het witte decor geen variaties in stemming bood. Niettemin was de mise-en-scène vindingrijk en vol vaart en beweging. In het brieftafereel, één van de komische hoogtepunten van het stuk, waren de luistervinken verborgen in wandelende, manshoge kruiken. De jonge bezetting, die in een adembenemend tempo speelde, was van uitstekende kwaliteit. Christine Ewert werd bewonderd om haar vurige, koppige vertolking van Viola, naast haar blonken Max Croisets Malvolio, Hans Tiemeijers bolle Tobias, Peter van der Lindens Bibberwang en Carol Linssens onaards poëtische Feste uit.'

Ik kan deze superlatieven uit eigen waarneming bevestigen: als negentienjarige puber heb ik deze voorstelling gezien en ik wist werkelijk niet wat ik meemaakte!

Een jaar later 'herhaalde' Croiset dit avontuur bij de Haagse Comedie, met Jules Croiset als Tobias en Anne-Wil Blankers als Viola. De enscenering was opnieuw watervlug, maar ook nostalgisch ('herfstig' schreef Ischa Meijer, die toen als toneelcriticus was aangetreden).

 

Vervolgens duur het veertien (!) jaar voor Twelth Night weer op een professioneel Nederlands plankier opduikt, in 1982, ditmaal bij De Appel, maar niet in de regie van Erik Vos maar in die van de vanuit de Haagse Comedie aangetrokken gastregisseur Eddy Habbema. Habbema, nu succesvol musicalregisseur in de stallen van Joop van den Ende, zat toen in zijn modernistische, wij mogen zelfs zeggen postmodernistische periode. (Een jaar daarvoor had hij bij de Haagse Comedie Brechts Driestuiversopera gestitueerd tegen de achtergrond van (jawel) de kroning van Beatrix.) Voor Driekoningenavond had Habbema het volgende bedacht: narcisme, sexualiteit en dood zijn de overheersende elementen in dit bijspel-van-de-herfst; de nar Feste is de super-manipulator, in de onthulling in het vijfde bedrijf speelt hij zelfs de rol van de tweelingbroer Sebastiaan. Die was tot dan toe in deze voorstelling vertolkt door één toneelspeler, Sacha Bulthuis - een krachttoer van jewelste, maar ja, waartoe en waarheen (om Mieke Telkamp te citeren). Antonio en Orsino brachten een homo-erotisch element de voorstelling in. Verder was er veel lolbroekerij, voelde Trins Snijders (uitgeleend door de Haagse Comedie) zich als Olivia duidelijk niet op haar gemak, was Aus Greidanus als Feste heerlijk om naar te kijken, en werd de ingreep dat Malvolio (Robert Prager) zich aan het eind van het stuk van kant maakt, allerwegen als grof ervaren. Huub van Gestel had een vloer van grafzerken ontworpen (met grafopschriften voor Hamlet, Ophelia en Burgersdijk), een katafalk als sofa voor Orsino, en heel veel spiegels waarin we het narcisme van Olivia en Orsino konden 'bewonderen'. Ik heb, als welopgevoede toeschouwer, de voorstelling helemaal uitgezeten, wat ik nog altijd tot mijn majeure toeschouwersprestaties reken. Het afgelopen voorjaar is het stuk nog een keer bij De Appel gedaan, in de regie van Aus Greidanus. Die voorstelling heb ik niet kunnen zien.

Het was overigens wel treurigheid troef in de jaren tachtig. Drie jaar na de in-trieste versie van Eddy Habbema 'moderniseerde' Helmert Woudenberg Driekoningenavond bij Theater, november 1985. Sleutelwoorden: 'roaring twenties' en vrouwenemancipatie. Decor: leeg toneel met neonverlichting. Onversneden schmiere-acteren in de komische rollen. Sebastiaan en Antonio als tango-dansende flikkers. Een oude nar als een afgetrapte revue-artiest. Tja!

O, ja, nog eentje vergeten! In 1976 haalde Globe (Ton Lutz was er geloof ik net weg, Gerardjan Rijnders was nog in aantocht) de Engelse regisseur Derek Goldby naar Eindhoven voor Twelth Night in een vrolijke jaren twintig St. Tropez-decor met zwarte gordijnen, gele vloer en enkele strandmeubelen - gay twenties vlak voor de grote depressie van 1929, leuk idee, de produktie ging echter nogal ten onder aan uiterlijkheden en onder-de-maat-acteren (Theu Boermans als Orsino, dat was voor de toen jonge acteur nog een maatje te groot). Maar wat ik me van die voorstelling vooral zal blijven herinneren is Siem Vroom als een magnifieke Malvolio, kruising tussen Pinters 'Servant' en Swiebertjes Bromsnor, een doorleefd karakter. Toen hij zijn beroemde slotzin ('I'll be revenged on the whole pack of you') sprak, trok er een huiver van mijn kruin tot mijn tenen - een zesde bedrijf van deze voorstelling zou 'De Wraak Van Malvolio' heten, dat liet Siem Vroom ons weten. Prachtig!

Dat Frances Sanders Driekoningenavond in 1985 al eens regisseerde bij Stichting Theater Elysium (Orsino met een walkman, Feste als huisarts, Malvolio met een kanariekooi over zijn kop), dat moet ze jullie zelf maar vertellen.

 

De twee mooiste versies die ik ooit heb gezien van Twelth Night or What You Will komen uit het buitenland - klinkt snobbish, ik kan het ook niet helpen. In 1982 zag ik, in eerste instantie in Avignon, op de binnenplaats van het Palais des Papes, later nog diverse keren in Parijs en Berlijn - de versie die Ariane Mnouchkine en haar Théâtre du Soleil van het stuk maakten, La Nuit des Rois. Groot kaal, open podium belegd met kokusmatten, geweldige achterdoeken van lichte stof, die steeds met één handbeweging naar beneden werden getrokken, rechts twee lange plankieren voor hollende opkomsten, Kabuki-achtige kostumering en schmink, alles recht op het publiek gespeeld, weergaloze tekstbehandeling, permanente ondersteuning door een enorme batterij slag-, snaar- en blaasinstrumenten, bediend door componist Jean-Jacques Lemêtre en zijn twee assistenten - een feest, een zwartgallige en ironiserende, maar op het scherpste van de snede geacteerde voorstelling. Het enthousiaste stuk dat ik indertijd over Mnouchkine's Shakespeare-voorstellingen schreef (ze ensceneerde er drie achtereen in een betrekkelijk korte tijd) zijn desgewenst nog vrij makkelijk uit de archieven van De Groene Amsterdammer te lichten.

De andere versie zag ik in 2001 in Berlijn, ze was later dat jaar twee keer in Rotterdam te zien. Christoph Marthaler en zijn Zwitserse spelers, Was Ihr Wollt, een schipdecor van Anna Viebrock, gezongen, gespeeld, gebuiteld en geacrobatiekt, met een zeer ironiserende apotheose - enfin, de televisieregistratie (Arte, Duitstalig, niet ondertiteld) is beschikbaar. Mijn recensie in De Groene Amsterdammer staat op mijn internetsite.

 

Amsterdam, mei 2002 Loek Zonneveld

 

Inleiding tekstboek 'Driekoningenavond' van William Shakespeare door het Theater Het Amsterdamse Bos, regie: Frances Sanders

 

 

 

 

 

Home