K I N G S 2

Nog meer koningsdrama's

Wie houdt van een onvervalste TOPTIEN, en wie dus na de TOPVIJF nog even door wil, hier is de aanvulling op de vijf koningsdrama's in het zomernummer van De Groene Amsterdammer, juli 2003.

Overigens, in theaterlexicons en woordenboeken komt het woord 'koningsdrama' niet voor. Engelsen bijvoorbeeld spreken consequent van 'histories', Duitsers over 'Geschichtsdramen'. De geschiedenis wordt primair gebruikt als stof, in tweede instantie ingezet 'tot leering ende vermaeck', dan wel om een bewering over het (absolute) koningschap te onderbouwen, te staven of lek te schieten.

- door Loek Zonneveld

 

Aeschylus (525-456 v.C.) De Perzen

Dit is het eerste koningsdrama uit de toneelgeschiedenis, althans het eerste waarvan de tekst integraal bewaard is gebleven. Het ging in 472 voor onze jaartelling in wereldpremière in het Dionysustheater, op de zuidelijke helling van de Acropolis in Athene, ten overstaan van waarschijnlijk 14000 Grieken. Die wereldpremière is lange tijd ook de enige voorstelling gebleven. Na zijn dood (op hoge leeftijd) werd Aeschylus geëerd met het bijzondere voorrecht dat zijn stukken op de grote festivals in reprise mochten gaan.

De Perzen behandelt een belangrijke overwinning van de stadsstaat Athene op de Perzische koning Xerxes en zijn leger, 480 v.C, bekend als de zeeslag bij Salamis. Aechylus had daar aan Griekse zijde meegevochten, acht jaar later beschrijft hij de overwinning vanuit het van pijn en verdriet vertrokken blikveld van de overwonnen tegenstander. Dat heeft iets groots. En groots ís De Perzen, vooral omdat er feitelijk niets gebeurt en alles is gefixeerd op de taal, het vermogen om in taal te contempleren, te reflecteren, te verwerken en te rouwen.

Het verloop van het stuk kan als volgt worden samengevat. Een koor van oude mannen, door Xerxes achtergelaten om het Perzische rijk te besturen, bezingt de omvang van de Perzische expeditie tegen Athene. Er klinkt ook bezorgdheid in hun woorden, die verhevigd wordt als de koningin opkomt, die een angstige droom heeft gehad. Dan arriveert een bode. Hij vertelt dat de Perzische expeditie volledig is mislukt: de zeeslag is verloren, op de terugtocht zijn velen alsnog gevallen. Maar Xerxes leeft. De koningin gaat het paleis in om offergaven te halen. Het koor bezint zich op de nederlaag met als de boeiende conclusie: niet langer zullen volkeren in Klein-Azië onder Perzisch bestuur staan en schatplichtig aan De Perzen zijn. De volkeren worden vrij, ook in het uiten van hun meningen.

Dan verschijnt de koningin opnieuw, barrevoets en in rouwkleding. Ze spoort de mannen aan om de geest van de oude koning Darius op te roepen. Die verschijnt en krijgt van de koningin te horen wat er is gebeurd. Darius vervloekt de overmoed van zijn zoon en voorspelt meer tegenslag. De oude mannen zingen een loflied op Darius. Dan verschijnt Xerxes, die slechts één ding kan herhalen: allen zijn gevallen. De dialoog tussen Xerxes en het koor loopt uit op één grote schreeuw van verdriet.

De twee meest opzienbarende voorstellingen van dit weinig gespeelde stuk vonden in 1963 plaats (regie: Erik Vos, Carré, Amsterdam), en in 1994/1995 (regie: Paul Koek/Johan Simons, autosloperij Jan Smits, Zaandijk). Erik Vos maakte gebruik van de vertaling van de klassikus Evert Straat, die alleen nog antiquarisch en in bibliotheken te krijgen is. Simons en Koek hanteerden de vertaling van Herman Altena (Ambo/Baarn 1994), die mooi is becommentarieerd en van aantekeningen voorzien door de vertaler en Paul Koek. Beeldfragmenten uit de Simons/Koek versie zijn terug te vinden in een documentaire van Erik Lint over Hollandia, en in het op deze website beschreven lespakket Speelstijlen en acteren.

Pedro Calderón de la Barca (1600-1681) La vida es sueno

In dit stuk, dat onder de titel Het leven een droom maar zeer zelden de repertoires van Nederlandse gezelschappen haalt, wordt het koningschap en de daaraan verbonden macht voorgesteld als een droom. Ik moet de leden van het Republikeins genootschap echter teleurstellen - deze ogenschijnlijk antimonarchistische sentimenten worden - geheel in de stijl van de late renaissance - niet geëxploiteerd als verzet tegen koningshuizen, maar juist existentieel uitgebreid naar het leven zelf. Caldéron was niet voor niks van adel (zijn volledige adellijke naam bevat een zeven namen meer dan hoe hij nu in de theaterlexicons te boek staat). Zijn bemoeienissen met de wereldlijke en geestelijke macht vormen een indrukwekkende lijst: hij heeft voor de Spanjaarden voor de stadsmuren van Breda gevochten, kreeg van de Spaanse koning de leiding over het Hoftheater, speelde een belangrijke rol in het bestrijden van de onafhankelijksbeweging van Catalonië, en werd op zijn drieënzestigste de dichtende ere-aalmoezenier van het Spaanse Hof (een soort Huib Oosterhuis dus).

La vida es sueno (1634/1635) en El gran teatro del mundo (1641) behoren tot zijn belangrijkste stukken. Calderón schreef zo'n tweehonderd werken bij elkaar, verdeeld over alle denkbare genres. Centraal in Het leven een droom staat de verhouding tussen de Poolse koning Basilio en zijn kroonprins Segismundo. Slechte voortekenen in de geboorte-horoscoop van de kroonprins doen de vader besluiten om de zoon te laten verdwijnen: Segismondo wordt opgesloten in een kerker, ver van het hof en is daarmee uit de geschiedenis weggegumd. Denkt koning Basilio, die zijn aanminnige nicht Stella en zijn neef Astolfo (van niet geheel onbesproken gedrag) voorstelt als zijn opvolgers. Voor hij dat effectueert laat hij Segismundo drogeren met een slaapdrank en voor een ultieme proef-op-de-som naar het hof brengen. Basilio: 'Ik wil een proef. Te weten: of de mens / zijn voorbestemde lot en doem kan tarten / en opstaan tegen zijn gesternte in.' Eenmaal aan het hof wordt de kroonprins omringd met alle égards van een vorst - iets waaraan hij niet gewend is: in de eenzame opsluiting is hij behandeld als een beest, en dat beest laat zich niet temmen. Segismundo wordt opnieuw gedrogeerd en naar zijn kerker teruggebracht, waar hij - in een prachtige monoloog waarmee het tweede van de drie bedrijven eindigt - het intermezzo aan het hof vanzelfsprekend ervaart als een droom:

'Wij leven in een zonderlinge wereld
waarin het leven zelf een en al droom is,
en alle mensen dromen wat ze zijn
tot ze ontwaken. En zo droomt de koning
dat hij een koning is, en in die roem,
vluchtig als wind, leeft hij totdat de dood
ook dat uiteenstuift als een handvol as.
Wie zou nog talen naar een majesteit
die moet ontwaken in de droom des doods?
De rijke droomt zijn rijkdom, en de arme
droomt zijn armoe, de strever droomt zijn streven,
en de vernederde droomt zijn vernedering.
Iedereen droomt zonder het te beseffen;
ik droom dat ik in deze boeien lig.
Het leven is een waanzinnige waan,
een zinsbegoocheling, een hersenschim.
Het leven is één droom, en wat
zijn dromen zelf? Het zijn niet meer dan dromen.
'

Het leger van Polen, dat met name niets ziet in neef Astolfo in de rol van troonopvolger (een bedrieger, schuinsmarcheerder en bovendien Hertog van Moskou!) bevrijdt Segismundo, die nog even met zijn vader moet knokken, maar daarna komt alles weer goed.

Van de tekst bestaat een prachtige vertaling van Dolf Verspoor, in 1979 gemaakt voor (en in boekvorm uitgegeven door) de Haagse Comedie, alleen nog antiquarisch verkrijgbaar (en op te vragen in de betere bibliotheek). Jeugdtheatermaker Liesbeth Coltof maakte voor haar gezelschap Huis aan de Amstel in 1993 een bewerking voor kinderen van 8 jaar en iedereen die ouder is. Die bewerking is niet uitgegeven.

Friedrich Schiller (1759-1805) Don Carlos

Hoe nu, zult u tegenwerpen, niét het prinsendrama Hamlet en wél het evenzeer rondom een kroonprins draaiende stuk Don Carlos?! Jazeker, want wélke van de talloze versies die Schiller van dit magnum opus (tussen 1782 en 1805) heeft gemaakt, je ook ter hand neemt, steeds weer duikt het personage van de Spaanse koning Philips II als centrale figuur op. Hij is alomtegenwoordig. En ook al weet hij niet altijd alles, Philips komt wel overal achter, en hij speelt een belangrijke rol bij het in een fuik manipuleren van zijn zoon en kroonprins Carlos.

Don Carlos speelt zich af kort voor de dood van de Spaanse kroonprins Carlos (1545-1568), zoon van Philips II (1527-1598) - dus vlak na het uitbreken van de opstand in de Nederlanden tegen Spanje, die in het stuk van cruciaal belang is. Carlos houdt van Elisabeth de Valois, met wie hij korte tijd is verloofd. Als het stuk begint is zij echter de derde vrouw van Philips II geworden, een primair politiek huwelijk. Philips is vier keer getrouwd geweest, het waren allemaal politieke verbindtenissen, behalve de eerste, met Maria van Portugal, de moeder van Carlos, die stierf tijdens zijn geboorte. Zoon houdt van vrouw die stiefmoeder is geworden, terwijl zijn eigen moeder stierf in het kraambed waarin hij ter wereld kwam - Freud zou er zijn vingers bij hebben afgelikt, veel geholpen had dat niet.

Philips verneemt geruchten over de geheime liefde van zijn zoon, maar wil de waarheid weten. Daartoe zet de koning een boezemvriend van Carlos in, de markies van Posa, een in zijn ogen curieuze dweper met vrijheidsidealen (Schiller legt Posa in zijn versie uit 1787 teksten in de mond, die naadloos aansluiten bij de eerste idealen van de Franse Revolutie, die twee jaar later uitbreekt.) Posa slaagt erin om de koning van de onschuld van Elisabeth te overtuigen. Dat geeft hem een bijzondere positie aan het hof, als adviseur in buitengewone dienst. Hij pleit bij de koning om zijn zoon Carlos opperbevelhebber te maken van de Spaanse troepen in Brussel - Posa speelt hier niet alleen hoog maar ook dubbel spel: hij wil zich met Carlos bij de Nederlandse vrijheidsstrijders aansluiten. Wanneer Philips het dubbelspel doorziet laat hij Posa liquideren en levert hij zijn zoon uit aan de Inquisitie, met de huiveringwekkende slotzin van het stuk, uitgesproken tegen de Kardinaal Groot-Inquisiteur: 'Kardinaal, ik deed het mijne. Doet u thans het uwe.'

Giuseppe Verdi componeerde in 1867 de opera Don Carlos, waarin hij het slot een verrassende wending gaf, door bij de arrestatie van Carlos een monnik op te voeren in wie men Karel V herkent - de koning in wiens zware slagschaduw Philips II eenenzenventig jaar moest zien te overleven. Opa redt zijn kleinzoon op het nippertje. Verdi's opera is lang. Dat kan zeker ook van Schillers toneelstuk gezegd worden: de langste versie omvat 7527 versregels. Hoewel ... toneelstuk? Schiller heeft het nooit echt voor het toneel geschreven en trok zich daarom weinig aan van de dramaturgische wetten van zijn tijd. Hoe dan ook: iedere uitvoering van Don Carlos is een bekorte versie van welk origineel dan ook. In het programmaboekje van een van de schaarse Nederlandse versies in de afgelopen dertig jaar (Publiekstheater Amsterdam, 1981, regie: Hans Croiset) schrijft dramaturg Ronald Klamer over het rigoreus kappen in Schillers leesdrama: 'Een veel gemaakte fout is dat men alle highlights eruit licht en achter elkaar plakt met het bekende, soms virtuose, klassieke theater als resultaat.' De virtuose vertaling was van Gerrit Komrij, gepubliceerd in eerder vermeld programmaboekje, uitsluitend in antiquariaten en de betere bibliotheek te vinden.

Er bestaat een behoorlijk briljante Nederlandse versie van de thematieken in Don Carlos (van een bewerking kun je niet meer spreken, het is een geheel nieuw stuk): Hofscènes van Karst Woudstra, in hetzelfde najaar van 1981 in première gebracht bij Globe, regie: Gerardjan Rijnders. Die tekst is opgenomen in een deel verzameld werk van Woudstra, uitgebracht door de International Film en Theatre Bookshop.

Eugène Ionesco (1912-1994) De koning sterft

Verplicht leesvoer voor monarchen, presidenten (en politici) die het te hoog in hun bol hebben, en voor dictatoren (wier bol per definitie geen laagten kent). Ionesco (Roemeen van oorsprong, zijn werkzame leven lang Parijzenaar) geldt als een coryfee van het zgn. absurde of absurdistische theater. Binnen zijn oeuvre van horror-eenacters en barokke avondvullers is Le Roi se meurt (1962) stille kamermuziek. Béranger (Ionesco noemde zijn centrale personages vaker zo) is een koning die van zijn geneesheer (vorsten hebben nooit huisartsen maar geneesheren) hoort dat hij zal sterven. Zijn eerste reactie: dat wist ik al, maar ik maak zelf wel uit wanneer. Dan wordt hij geconfronteerd met de aftakeling, niet alleen van zijn eigen lichaam en geest, maar ook van zijn rijk. De paleismuren scheuren, het aantal inwoners van zijn land vermindert onrustbarend en de grenzen van zijn rijk komen griezelig dichtbij het koninklijk paleis. Pas als hij zich niets meer weet te herinneren, realiseert Béranger de onafwendbaarheid van zijn toestand. Hij klampt zich vast aan zijn beide vrouwen: Marguerite, die hem op de realiteit wijst, en Maria die hem met liefde probeert tegen pijn te beschermen en de illusie van zijn oneindig geluk overeind zegt te willen houden. De derde vrouw, Juliette, is de nuchterheid zelf: een werkster die zo uit een Molière kan zijn weggewandeld - ze slooft zich uit om Bérangers lijf en huis nog een beetje op orde te houden.

Er zijn ook nog twee mannen. De een is - behalve geneesheer - ook chirurg én beul, daarnaast astroloog. Hij heeft zijn leven lang in naam van de koning doodvonnissen uitgevoerd, en moet nu een doodvonnis verklaren: uit de stand van de sterren, uit de toestand van des konings lever, en middels exposé's over het lot van de mens. De andere man is een oude dienaar die almaar communiqué's afgeeft aan de buitenwereld, een cabareteske uitvoering van Eef Brouwers en de Rijks Voorlichtings Dienst. Tegen het eind van het stuk is het de realistische vrouw Marguerite die Pleegzuster-Bloedwijn Maria de aanminnig rode lipjes smoort, en Béranger nuchter en zacht naar het onvermijdelijke masseert.

De koning sterft is (in mijn ogen) Ionesco's beste stuk. En (dit wordt vervelend) het wordt zelden nog gespeeld. De fraaie vertaling die Jacoba van der Velde (in de tweede helft van de vorige eeuw ook een begenadigd vertaalster van Beckett) maakte voor de eerste Nederlandse opvoering, bij de Nederlandse Comedie in Amsterdam, met Ton Lutz in de titelrol (1963), is alleen nog antiquarisch en in de betere bibiotheek te vinden. In 1989 maakte schrijver Roel Adam (op verzoek van regisseur Liesbeth Coltof) van dit stuk een bewerking voor kinderen (en iédereen) vanaf 8 jaar, De koning en de rest. Die bewerking is te vinden in de tweede bundel Toneelteksten voor Jeugdtheater, een uitgave van de International Theatre & Film Books (Amsterdam 1991).

Jean Anouilh (1910-1987) Becket of de eer van God

Over de moord op de 12de eeuwse intellectueel, Lord Chancellor en later aartsbisschop van Canterbury, Thomas Becket, zijn drie toneelstukken geschreven: T.S.Eliot's Murder in the Cathedral (1932), Christopher Fry's Curtmantle (1961) en Anouilh's Becket ou L'honneur de Dieu (1959). De werkelijke hoofdpersoon van dit stuk is niet Becket maar de Engelse koning Henry II - we zien de gebeurtenissen door zijn ogen. Dat wordt meteen duidelijk in de retrospectieve openingsscène: Koning Henry wordt door monniken begeleid naar de graftombe van Becket, ontdoet zich daar van zijn gewaden en wordt - naakt gelegen voor de laatste rustplaats van zijn rivaal en vriend - gegeseld. Daarna verschijnt de geest van Becket van tussen de pilaren en overzien beide heren het slagveld van hun gestrandde vriendschap. De handeling verplaatst zich daarna naar de tijd waarin ze het nog goed met elkaar hadden. Becket is één lange flashback.

De twaalfde-eewse vorst Henry II kwam aan de macht toen de koningsmacht ernstig was verzwakt na een periode van anarchie en burgeroorlog. Hij wilde met name de invloed van de bisschoppen beknotten. Hij vond in dat streven een trouwe compaan in Thomas Becket, diaken in Canterbury, die door Henry eerst tot kanselier werd benoemd, daarna tot aartsbisschop van Canterbury, primaat van de Engelse kerk. Die laatste daad bleek een misrekening. De jurist Becket werd in zijn rol als kerkvorst een voorvechter van kerkelijke rechten. Door de grote conflicten die volgden moest Becket uitwijken naar Rome en Frankrijk, waarna een halfslachtige verzoening met de koning volgde. Kort na die verzoening werd Becket door iets te ijverige volgelingen van de koning vermoord, op het hoofdaltaar van zijn eigen kathedraal.

Anouilh maakt van Becket een Angelsaks, wat historisch niet klopt maar dramatisch goed uitpakt: Henry II, Becket's broodheer, is een Normandiër, tussen Saksen en Normandiërs bestaat een diepe, etnische haat. Becket gaat bij Anouilh aanvankelijk door het leven als een collaborateur, een opportunist die zijn eer heeft verkocht voor een goede baan. Als aartsbisschop krijgt hij daarvoor zijn eer terug, liever gezegd: hij krijgt er een Eer met hoofdletters voor terug, namelijk die van God. Leefde hij met Henry als een losbol, in de kathedraal van Canterbury wordt Becket een asceet. En Henry II haat asceten.

Dat maakt de koning in dit koningsdrama tot zo'n boeiende figuur. Hij lijkt een oppervlakkige rabauw, maar hij heeft één onmiskenbaar grote passie: zijn vriendschap voor Becket. Door Becket's ommekeer naar de 'eer van God' slaat die koningsliefde om in haat. Toneelkritikus Gomperts schreef, naar aanleiding van de Nederlandse première van het stuk in 1960): 'In Anouilh's versie van het verhaal is Henry's schuld aan de moord op Becket groter dan zij volgens de kroniekschrijvers is geweest. Deze geconstrueerde samenhang is echter wat Anouilh heeft geïnteresseerd: twee mensen die welvarend waren in het troebele, maar die ieder aan de eigen zuiverheid te gronde gaan.'

Dit kleurrijke stuk is in 1964 magnifiek verfilmd door Peter Glenville, met Peter O'Toole als Henry II en Richard Burton als Becket - de film is op video uitgebracht en in de betere videotheek te vinden. De vertaling van het stuk (Adriaan Morriën) is indertijd uitgegeven bij de Bezige Bij, alleen nog antiquarisch en bibiotheken te vinden.

Tot slot. In de bijdrage Vijf koningsdrama's (verschenen in het zomernummer 2003 van De Groene Amsterdammer, op deze website te zoeken onder KINGS1) werd een eerste serie koningsdrama's beschreven. Hierbij de credits (vertalingen, filmversies) van dit vijftal.

In de reeks Ambo Klassiek (Baarn, 1989) verschenen zeven tragedies van Sophokles, vertaald, van een inleiding en van aantekeningen voorzien door Jan Pieters. Onder deze Koning Oidipous. Op afstand de mooiste verfilming van deze klassieker is Edipo re van Pier Paolo Pasolini (1967). Deze verfilming is op video uitgebracht, in de betere videotheek te huur.

William Shakespeare's Henry IV part 1 & 2 is vertaald door Burgersdijk (antiquarisch en in bibliotheek), Courteaux (idem) en Dolf Verspoor (niet beschikbaar). Maar - nieuwtje! - binnen niet al te lange tijd (voorjaar 2004 is de verwachting) verschijnt het complete werk van William Shakespeare in een gloednieuwe vertaling van Jan Jonk bij de Bredase Uitgeverij De Papieren Tijger. Informatie: www.stelling.nl/pt, email: tijger@stelling.nl of 'gewoon' via telefoonnummer 076-5228375.

Shakespeare's Henri IV is in 1967 verfilmd, door niemand minder dan Orson Welles. De regisseur speelde zelf Falstaff, Jeanne Moreau de kroegbazin en John Gielgud de koning. De zwart/wit film, die overigens rouleert onder twee titels (Falstaff en Chimes at midnight) is op video uitgebracht en in de betere videotheek te vinden.

De teksten Ubu Roi en Ubu Cocu van Alfred Jarry zijn (in de vertaling van Dolf Verspoor) onder de verzameltitel Uburleske uitgegeven door de Bezige Bij (alleen antiquarisch te verkrijgen, anders in de betere bibliotheek). Van Alfred Jarry verscheen ook in het Nederlands de roman Superman, vertaald en van een nawoord voorzien door Gerrit Komrij (Meulenhoff Amsterdam).

Luigi Pirandello's stuk Enrico IV (Hendrik IV) werd voor het theatergezelschap Ensemble (en voor uitgeverij de Bezige Bij) in 1963 vertaald door H.W.J.Keuls. Alleen nog antiquarisch en in de bibliotheek. De verfilming van het stuk door Marco Bellocchio (met Marcello Mastroianni en Claudia Cardinale) is in de betere videotheek te vinden.

De verschrikkelijke maar nog onvoltooide geschiedenis van Norodom Sihanouk, koning van Cambodja door Hélène Cixous is (in twee delen) uitgebracht door de International Theatre Bookshop ter gelegenheid van de opvoering door het Théâtre du Soleil in het kader van het Holland Festival 1986. Deze uitgave is niet meer verkrijgbaar, dus ook voor deze tekst (in de vertaling van journalist Pieter Kottman) bent u aangewezen op de antiquariaten of de betere bibliotheek. De Duitse filmer Werner Schroeter maakte over deze voorstelling een documentaire onder de titel Auf der Suche nach der Sonne. Deze is via deze website per email op te vragen.

Voor informatie over beschikbaarheid van titels op video/dvd is via het email-adres van een keten aan Nederlandse cultvideotheken informatie op te vragen: info@cultvideotheek.nl - overigens is deze keten aan cultvideotheken voornemens per 2004 een eigen website te openen, waarover U zich middels bovengemoemd emial-adres kunt laten informeren.

Home

Koningsdrama's deel 1