Familiegraf

 

 

Op vrijdag 7 juni opent het Holland Festival zijn 55ste editie met de voorstelling 'Alkestis' (vrij naar de Griekse tragicus Euripides) in een voorstelling van de Münchner Kammerspiele. Regie voert de 50-jarige Jossi Wieler, een gevierd maar bescheiden talent in het Duitse stadstheater. Hij zette 'Alkestis' eigenzinnig naar zijn hand - een dodenmis in het familiemausoleum.

 

- door Loek Zonneveld

 

München/Stuttgart - De voorgeschiedenis wordt weggelaten. We ploffen in de massieve stilte van een sterfhuis. Iedereen loopt op de tenen, barrevoets. Er gaat een telefoon, die wordt even opgenomen, meteen weer neergelegd. De ruimte oogt luguber. Achterin is een inmense schuifdeur en een trap naar nergens. Rechts staan enkele leren fauteuils, midden is een lege ruimte, omspannen door een enorme bank, links een vaag belicht kunstwerk (zwerfkeitjes onder een glasplaat). Het licht is Rembrandtesk clair obscur. Een vrouw op leeftijd, de mater familias, vertelt in de openingsscène met gedempte stem wat hier aan de hand is: 'Hoe kun je beter tonen dat je je echtgenoot eert / dan door bereid te zijn voor hem te sterven?' Die mededeling gaat over Alkestis, de vrouw des huizes. Zij gaat dood zodat haar man, Admetos (wiens tijd het is om te sterven, maar hij wil nog een leven lang door) het familie-imperium kan voortzetten. Echtgenote Alkestis kiest voor de offerdood - een weerkerend thema bij de jongste van de drie Griekse tragedieschrijvers, Euripides. Vlak voor zijn dood schreef hij een stuk over een kind dat zich opoffert voor de politieke ambities van haar vader, Iphigeneia in Aulis. Met ingehouden woede stelt Euripides in dat stuk een paar klemmende vragen. Wat ís dit? Liefde? Behaagzucht? Misbegrepen altruïsme? Diezelfde vragen zweven als spoken door dit mausoleum, dat verder gevuld is met schuldbesef en verdringing. Niemand heeft de antwoorden op die klemmende vragen. Iedereen kijkt op cruciale momenten een andere kant uit.

Onderweg van München (waar de voorstelling al sinds november 2001 succesvol op het repertoire staat) terug naar Amsterdam, ontmoeten we regisseur Jossi Wieler. In Stuttgart, waar hij zijn volgende regie voorbereidt, een opera dit keer, Norma van Bellini, ook al een evocatie van opofferingsgezindheid. Wieler: 'Ik ben geïntrigeerd door kwetsbare mensen, niet persé alleen losers, maar zeker geen winners. Als het al zo is dat mijn favoriete protagonisten helden zijn, dan zijn het de helden die middenin heldenmonologen opeens hun zweethanden aan de panden van hun broek afvegen. Dat moment van ultieme onzekerheid interesseert me mateloos. Het breken van de breekbaren.'

De lijst van personages in Euripides' stuk Alkestis (eerste opvoering: 438 jaar voor onze jaartelling) is overzichtelijk: behalve de orakelgod Apollo en de Dood (alleen optredend in de proloog, hier weggelaten), zijn dat: koning Admetos, zijn opofferende echtgenote Alkestis, zijn vader Feres, zijn twee jonge kinderen, zijn oude vriend Herakles, twee bedienden, een koor van oude mannen. Toen Jossi Wieler zijn eerste voorbespreking over Alkestis had met dramaturg Tilman Raabke, sprak de regisseur enthousiast over het personage van de moeder van Admetos. Wieler: 'Mijn dramaturg antwoordde: wélke moeder, die komt toch in de tekst nergens voor?! Hij had natuurlijk gelijk, maar toen ik Alkestis voor de eerste keer las, zag ik onmiddellijk een grootburgerlijke familie voor me, leden van een succesvol imperium waarin het iedereen voor de wind gaat, waarin weliswaar opvolgingskwesties spelen, maar die worden vrij soepel opgelost. Alles, maar dan ook werkelijk álles begint in dit stralende grootburgerlijke milieu te wankelen op het moment dat de sterfelijkheid een onderwerp wordt, als de dood in dat huis gaat rondwaren, dat dan ook meteen in een mausoleum verandert. Als de klassieke mythologie in de moderne psychologie een Oidipous-complex heeft opgeroepen met betrekking tot de seksualiteit, dan is de verdringing van de doodsangst en de sterfelijkheid te benoemen als een Alkestis-complex.'

Het kleine wonder van deze voorstelling zit in de figuren die Euripides niét in zijn stuk laat optreden, en die in Wielers enscenering en bewerking de woorden lenen van dienaren en koorleden. Met name via het personage van de queen mum, Periklymene, de moeder van koning Admetos, hier gespeeld door Hildegard Schmahl, kantelt de klassieke vertelling naar een moderne verklanking. Ze zegt niet veel, maar aan haar stille radeloosheid is af te lezen hoeveel ze heeft gezien en begrepen over de (mannelijke) verdringingsmechanismen waarop dit grootburgerlijk imperium scharniert. Regisseur Wieler: 'Zij is de vrouw van het eindeloze geduld, áls zij eenmaal begint te spreken dan komt er zoveel waarheid over de betonrot in dit familiegraf, dat het nauwelijks nog te verdragen is.' Tijdens een van de heftigste scènes, vlak voor de begrafenis van Alkestis, wordt haar parelketting afgerukt en ruw in het kunstwerk (Wieler: 'Dat is een soort graf') gesmeten. Volkomen uit het lood geslagen besluit de koningin-moeder niet mee te gaan naar de begrafenis. Als iedereen weg is probeert ze de parelketting van onder het glas van het kunstwerk te graaien, wat mislukt en waarbij ze haar pols lelijk verwond - een grote bloedvlek blijft als verontrustend litteken in het decor achter. En wanneer in de slotscène Alkestis uit de dood is opgestaan, kan de queen mum alleen nog maar reageren met een schril, neurotisch, en huiveringwekkend lachen.

Dat slot van Alkestis is sowieso keelsnoerend mooi. De oude huisvriend, halfgod Herakles, is nietsvermoedend op bezoek gekomen. Regisseur Wieler: 'Herakles is geen verdringer. Het publiek van de Griekse tragedies kende hem goed, als comic relief, een van sensualiteit en levenslust zinderende man. Zodra hij opkomt in Alkestis begint iedereen meteen virulent te liegen. Aan de ontmoetingen met Herakles demonstreert Eudipides scherp hoe beroerd het gesteld is met de emotionele huishouding van deze familie.' Herakles ontdekt de waarheid over Alkestis' dood en doet vervolgens als enige iets concreets: hij daalt af naar de onderwereld, vecht met de Dood en ontrukt Alkestis uit zijn klauwen. En daarmee zadelt deze goedmoedige bohemien de familie op met een onoplosbaar probleem: hoe leef je verder met iemand aan wier dood je van harte hebt meegewerkt, die je althans niet hebt weten te voorkomen? De doodsschrik in de ogen van iedereen maakt in één moment duidelijk dat het nooit meer goed komt met deze mensen - Euripides' katharsis is de zuivering middels een ijskoude douche. Regisseur Wieler: 'Die Familie bricht völlig auseinander wenn die Koordinaten nicht mehr so gut stimmen. Diese Leute werden alle verrückt.'

Jossi Wieler (1951), van geboorte Zwitser, zijn regiestudie deed hij aan de universiteit van Tel Aviv, is een zwerver in het Duitse theater. Hij is al vijftien jaar trouw aan Intendant Frank Baumbauer (Basel, Hamburg en nu München), met wie hij dus zo'n beetje mee-zwerft. Wieler: 'Baumbauer is een ideale theaterdirecteur: hij houdt zijn artistieke mensen uit de wind van de waan van de dag, zodat je in alle rust kunt werken.' Bescheiden bouwt Wieler aan een mooi oeuvre, waarin opera (vorig jaar glorieerde hij met een prachtige Ariadne auf Naxos tijdens de Salzburger Festspiele) en teksttheater een evenwaardige rol spelen. Een legendarische enscenering die hij tien jaar geleden in Hamburg maakte van Elfride Jellineks Wolken. Heim staat nu weer op het repertoire van de Münchner Kammerspiele. Het weekblad Die Zeit noemde hem onlangs 'regisseur van het seizoen'. Het is derhalve te prijzen dat de artistieke leiding van het Holland Festival heeft gekozen voor deze ook in Duitsland gelauwerde, typische Wieler-voorstelling. Maar het is onbegrijpelijk dat Alkestis is geplaatst in een ambiance waar hij absoluut niet thuishoort: de Amsterdamse Stadsschouwburg. De produktie is gemaakt voor een grote 'zwarte doos' (zodat je er óp kunt kijken inplaats van er tegenáán) 'en die hebben we (sinds de sluiting van het Westergasterrein) in Amsterdam niet meer', aldus de persdienst van het Holland Festival. Zoek dan buíten Amsterdam (het heet toch niet voor niks Holland Festival) naar een schouwburg met tribune-opstelling (Utrecht, Rotterdam), zou ik zeggen. Nu krijgt deze voorstelling niet de intimiteit die ze nodig heeft. Er komt toch ook geen reprise van True love van Ivo van Hove in de Kleine Komedie?! Typisch Hollands gekruidenier!

 

De Groene Amsterdammer, 2002

Home